Ja, ook voor kinderen (jonger dan vijfentwintig jaar) die minder dan acht dagen per maand in de sociale woning verblijven, zal de woning aangepast moeten zijn aan de fysieke handicap van dit kind.
De kandidaat-huurder of een van zijn gezinsleden met een fysieke handicap of beperking, krijgt een voorrang als de beschikbare woning door de daarop gerichte investeringen specifiek is aangepast aan de huisvesting van personen met die fysieke handicap of beperking (art. 6.19, eerste lid, 1°, BVCW).
In principe zou u geen rekening mogen houden met personen die minder dan acht dagen per maand in de woning verblijven aangezien ze op basis van de achtdagenregel niet beschouwd worden als gezinsleden.
Maar daartegenover staat de specifieke regeling voor kinderen die geplaatst zijn of voor wie de kandidaat-huurder of een gezinslid een co-ouderschap of een omgangsrecht heeft en die daardoor niet permanent in de woning zullen verblijven (art. 6.18, derde lid, BVCW). Voor het bepalen van de rationele bezetting bij de aanvang van de huurovereenkomst wordt met die kinderen wel rekening gehouden, tenzij de kandidaat-huurder van dat recht afziet. Met andere woorden voor kinderen jonger dan vijfentwintig jaar die minder dan acht dagen per maand in de woning verblijven, zal de woning ook aangepast moeten zijn aan een mogelijke fysieke handicap of beperking van het kind.
Om deze twee bepalingen coherent te kunnen toepassen, zal u bij de toepassing van de voorrang, vermeld in artikel 6.19, eerste lid, 1°, BVCW, wel rekening houden met de kinderen die op regelmatige basis in de sociale huurwoning verblijven (co-ouderschap, omgangsrecht of kinderen met bezoekrecht), ook al zijn ze volgens de achtdagenregel geen gezinsleden.
In alle andere situaties neemt u een persoon die minder dan acht dagen in de sociale woning verblijft en een ernstige handicap heeft, niet mee voor deze voorrangsregel.
Update: 22/09/2021
Geldt voor een SHM en een SVK.