Nee, want deze kinderen (jonger dan vijfentwintig jaar) tellen mee voor de berekening van de onderbezetting.
Een woning is onderbezet als het verschil tussen het aantal slaapkamers en het aantal bewoners (huurders en gezinsleden) groter is dan één (art. 6.65, tweede lid, BVCW).
In principe zou u voor de bepaling van de onderbezetting van een woning geen rekening mogen houden met personen die minder dan acht dagen per maand in de woning verblijven aangezien ze op basis van de achtdagenregel niet beschouwd worden als gezinsleden.
Maar daartegenover staat de specifieke regeling voor kinderen die geplaatst zijn of voor wie de kandidaat-huurder of een gezinslid een co-ouderschap of een omgangsrecht heeft en die daardoor niet permanent in de woning zullen verblijven (art. 6.18, derde lid, BVCW). Voor het bepalen van de rationele bezetting bij de aanvang van de huurovereenkomst wordt met die kinderen rekening gehouden. Met andere woorden voor kinderen die minder dan acht dagen per maand in de woning verblijven, wordt in die situaties een slaapkamer voorzien, tenzij de kandidaat-huurder van dat recht afziet. Dat zou dus als gevolg kunnen hebben dat een huurder onderbezet woont vanaf de start van de huurovereenkomst, wat niet logisch is.
Om deze twee bepalingen coherent te kunnen toepassen, houdt u bij het bepalen van de onderbezetting rekening met de kinderen die op regelmatige basis in de sociale huurwoning verblijven (co-ouderschap, omgangsrecht of kinderen met bezoekrecht), ook al zijn ze volgens de achtdagenregel geen gezinsleden. Dat betekent dat deze huurder met drie kinderen (met minstens één overnachting per maand) die in een vierslaapkamerwoning woont, niet onderbezet woont omdat deze kinderen meetellen. In alle andere situaties neemt u een persoon die minder dan acht dagen in de sociale woning verblijft niet mee voor de berekening van de onderbezetting.
Update: 22/09/2021
Geldt voor een SHM.