Regelgevend kader
Volgens artikel 6.1, eerste lid, 4° BVCW:
19° persoon ten laste:
- het kind dat bij de potentiële kandidaat-huurder, de kandidaat-huurder of huurder gedomicilieerd is en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
- het kind van de potentiële kandidaat-huurder, de kandidaat-huurder, de huurder of van een van de gezinsleden dat niet gedomiciliërd is bij de potentiële kandidaat-huurder, de kandidaat-huurder, de huurder of bij een van de gezinsleden, maar er op regelmatige basis verblijft en dat minderjarig is of dat recht geeft op gezinsbijslagen;
- de persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd werd als ernstig gehandicapt. De minister stelt de voorwaarden hiervoor vast;
Om als persoon ten laste te worden beschouwd, moet het gaan om:
a) een kind dat bij de (kandidaat-)huurder is gedomicilieerd of bij de persoon die zich wil inschrijven en dat minderjarig is of voor wie gezins- of wezenbijslag wordt betaald. Het moet dus niet per se om een kind van de huurder gaan. Het kan dus ook bijvoorbeeld een broer of zus of een minderjarige partner van de huurder zijn. Een meerderjarige partner die ook huurder is kan niet worden beschouwd als persoon ten laste aangezien die zelf huurder is.
b) een kind van de (kandidaat-)huurder, van een persoon die zich wil inschrijven of van één van de gezinsleden en dat niet gedomicilieerd is bij die persoon maar er wel op regelmatige basis verblijft én dat minderjarig is of wie gezinsbijslag wordt uitbetaald.
c) kan ook de huurder zelf zijn, als die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt.
Alle geldige attesten voor invaliditeit zijn terug te vinden in artikel 2 Ministrieel besluit houdende uitvoering van een aantal bepalingen van boek 6 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Praktisch kader
Volgens artikel 6.52, tweede lid BVCW houdt u geen rekening met het inkomen van een persoon die beantwoordt aan de definitie van persoon ten laste a) of b).
Toepassing van de bepalingen inzake gezinskorting uit artikel 6.51 BVCW:
(Als de andere ouder ook een sociale huurwoning huurt, wordt aan beide ouders maar een halve gezinskorting toegekend)
- voor een persoon ten laste c) wordt een gezinskorting toegekend
- voor een persoon die tegelijk beantwoord aan de definitie van persoon ten laste a) en c) wordt een dubbele gezinskorting toegekend
- voor een persoon ten laste c) die geen persoon ten laste is a) of bà is en die een familielid van de eerste, tweede of derde graad van de huurder, wordt een dubbele gezinskorting toegekend
- voor een persoon ten laste b) wordt een halve gezinskorting toegekend
(Als de ouder bij wie die persoon is gedomicilieerd ook een sociale huurwoning huurt, wordt aan die ouder ook maar een halve gezinskorting toegekend)
- voor een persoon die tegelijk beantwoord aan de definitie van persoon ten laste b) en c) wordt het dubbele van een halve gezinskorting, dus een hele gezinskorting toegekend
Hoeveel de korting jaarlijks bedraagt kan u nalezen in de toelichting over de huurprijsberekening die u jaarlijks hier kan raadplegen.
- Moet een kind zijn dat in de sociale huurwoning gedomicilieerd is. Hoeft dus geen kind te zijn van de huurder of van een gezinslid van de huurder. Er is geen ouderband vereist.
- Moet een kind zijn van de huurder of van één van de gezinsleden die in de sociale huurwoning woont. Dit kan ook een pleegkind/adoptiekind zijn. Er is wel één ouderband vereist.
- De persoon die beschouwd wordt als ernstig gehandicapt, of die op het ogenblik waarop hij met pensioen ging, beschouwd wordt als ernstig gehandicapt.
Update: 01/03/2022
Geldt voor een SHM.